Al sinds 1999 bezitten wij een vakantiehuis in Tsjechië, met zicht op de Snezka, de hoogste berg van Tsjechië. Van het begin af aan heb ik een haat-liefde verhouding met ons vakantiehuisje gehad. Liefde op het eerste gezicht vanwege de werkelijk fenomenale ligging, halverwege een berg. Met het mooiste uitzicht naar alle kanten dat je maar kunt wensen. Haat-liefde omdat er in het begin zoveel problemen op ons afkwamen, dat de lol er eigenlijk gelijk het eerste jaar vanaf was. Mijn man en ik hielden ons voor: het is een VAKANTIEHUIS, dus we laten ons niet van de wijs brengen en ons door de problemen beïnvloeden. Wat dit jaar niet kan, kan misschien volgend jaar wel. Zo niet, jammer dan!
Zo kwamen we in de herfstvakantie van dat eerste jaar aan, en we schrokken ons het laplazarus. Onze tuin was een bruine wildernis, van metershoog dor gras, maar dat niet alleen, de wijde omgeving van ons huis was een even grote bruine wildernis van metershoog dor gras, zo ver het oog reikte. Ik kreeg meteen visioenen van die wildernis over enkele jaren, met opgroeiend struikgewas en geboomte en wat dat voor de ligging van ons huis met uitzicht op de Snezka zou betekenen…
Bij een rondrit met onze auto kwamen we een soort cowboy tegen die de koeien in de wildernis bijeendreef. Onze zaakgelastigde liet ons bedroefd weten dat “echt niémand” in het dorp onze tuin wilde maaien, en dat de plaatselijke boer failliet was gegaan en dat niemand wist hoe het verder moest. Totaal gedesillusioneerd keerden we na een week huiswaarts.
Maar zoals het zo vaak gaat in Tsjechië, je moet het de tijd gunnen. Het jaar erop, kwamen we in de zomer, en zagen we ineens deels geschoren weilanden! De boerderij was ingekrompen, maar de “inzenýr” was in zijn eentje verder gegaan. In de daarop volgende jaren, herstelde het landschap zich door toedoen van de inzenýr geleidelijk aan en tegenwoordig grazen er zelfs weer gezellig koeien rond ons huis en is het landschap weer in oude glorie hersteld.
We hebben in de loop der jaren een aantal dierbare vriendschappen ontwikkeld, zodat er al lang geen sprake meer van is dat “niémand” iets voor ons wil doen. Home is were the heart is. De Tsjechen in ons dorp zijn schatten, weten we inmiddels. Maar je moet ze de tijd gunnen. Het zijn mensen met een gouden hart, maar in eerste instantie wat terughoudend. Voor hun vrienden is niets ze teveel en staat de deur altijd open.
Dit jaar staat ook bij ons in het teken van bezuinigen en crisis. We gaan dus niet alleen in de krokusvakantie, meivakantie en herfstvakantie naar ons vakantiehuisje in het Reuzengebergte, nee, we gaan dit jaar ook maar eens in de zomervakantie. Mijn dochter is bijna 14 jaar inmiddels en gaat al vanaf haar 3e jaar altijd mee naar Tsjechië, 3 keer per jaar. De laatste jaren ging ze vaak met tegenzin, omdat ze groter werd en er toch vaak gewerkt moest worden, voor het reisbureau of aan het huis, veel tijd voor echt vakantie vieren was er niet bij. Bovendien vond ze Tsjechië maar ouderwets, de winkels stom, en zou ze er nóóóóiit willen wonen. Maar zoals bij alles, je moet haar de tijd gunnen.
Dit jaar gaat voor het eerst een vriendinnetje mee. En wat horen we ineens uit haar mond tegenover haar vriendinnetje? Dat Tsjechië hartstikke leuk is, dat we er altijd hout voor een kampvuur gaan sprokkelen, dat de bergen zo mooi zijn, dat we vanuit ons huis de hoogste berg van Tsjechië kunnen zien, nee, niet zoals in Zwitserland, maar ánders mooi. Dat er hele mooie rotsen (Adrspach) zijn. Kortom: onze dochter is een wandelend reclamebureautje voor Tsjechië geworden. Je moet het dan wel de tijd gunnen, maar wie had dat kunnen denken.
Christine de Blécourt